“Ik laat me door niemand meer wat zeggen.” Dat is jarenlang het motto van Miriam (55). Ze wil zelf de controle houden. Ze komt in de prostitutie terecht en raakt verslaafd. Als ze daarvan los is, gebeurt het ergste wat haar ooit is overkomen.

Miriam heeft veel meegemaakt. “Ik heb ooit per ongeluk iemand neergeschoten”, vertelt ze bijna achteloos. “Ik had een pistool, vanwege mijn werk, maar ook omdat de man met wie ik een relatie had contacten had met criminelen. Ik was al dagen aan het gebruiken, had veel geld bij me en droeg een enorme gouden ketting. Ik zat in een nachtzaak en had wel door dat twee mannen me in de gaten hielden. Toen de zaak dichtging, belde ik een taxi. Ik stond te wachten en opeens waren die mannen er weer. Eentje gaf een ruk aan de ketting en ze gingen ervandoor. Ik begon te schieten. Terwijl ik als Dirty Harry bezig was, zagen mensen in de parkeergarage alles. Een parkeerwacht probeerde mijn arm naar beneden te duwen en toen heb ik hem per ongeluk door zijn been geschoten. Ik ben afgevoerd door de politie, met een zak over mijn hoofd, als in een film. Nu denk ik: die arme parkeerwacht. En ik had de man met de ketting kunnen doodschieten; ik hoorde later dat ik maar net zijn hoofd gemist heb. Gelukkig heeft de parkeerwacht duidelijk gezegd dat ik niet de bedoeling had om op hem te schieten. Ik heb maar een paar maanden in de gevangenis gezeten.”

Moeder

Iemand neerschieten is slechts één van de dingen die Miriam meemaakt. Ze is nog maar zestien als ze haar ouderlijk huis verlaat. “Mijn moeder was schizofreen. Ik kan er nu rustig over praten, maar ze heeft me geestelijk en lichamelijk mishandeld. Ze had ook ongezonde relaties met mannen. Met die mannen zijn ook bij mij dingen gebeurd. Ik heb het jaren gebagatelliseerd, maar daar ligt de wortel. Achteraf zie ik dat ik door mijn jeugd al 5-0 achterstond. Mijn moeder was heel streng. Toen ik uit huis ging, gingen de remmen los. Ik zei: ‘Ik laat me door niemand meer wat zeggen!’” Enkele jaren later, als ze negentien is, sterft haar moeder. “Dat was een enorme klap, ondanks onze slechte band. Ik voelde ook schuld, want ik had vaak gehoopt dat ze zou sterven. In die tijd was ik zwanger, van een man van wie ik niet echt hield. Kort nadat mijn dochter werd geboren, ben ik de prostitutie ingegaan. Mijn dochter heb ik bij haar vader en zijn ouders achtergelaten. Het is heel hard om te zeggen, maar ik kon haar er niet bij hebben. Ik ging dingen doen die ík wilde, en mijn dochter werd daar de dupe van. Destijds kon ik niet van mensen houden. Ik kon niet eens van mezelf houden.”

“Door mijn jeugd stond ik 5-0 achter.”

Draag jij bij aan het werk van De Hoop?

Raamprostitutie

Miriam belandt in de raamprostitutie. “Nu weet ik hoe duister die wereld is, maar toen was het normaal voor me. De prutser (Miriams naam voor satan – red.) verleidt je met geld. Het gaf me ook een goed gevoel: ik vond mezelf lelijk, maar mannen gaven veel geld aan mij uit. Het gaf me een identiteit. Je maakt jezelf wijs: ik doe de prostitutie een jaartje en dan heb ik geld. Maar het is een vicieuze cirkel waar je niet uitkomt. Iedereen gebruikte drugs. Ik ging het uitproberen en vond het lekker. Eerst deed ik het na het werk, als een beloning. Maar later ook tijdens het werk om die smoelen te verdragen – sorry dat ik het zo zeg, maar zo praatte ik toen.” Na bijna achttien jaar in de prostitutie gaat Miriam nadenken over de toekomst. “Ik werd ouder. Ik moest echt bijkomen als ik drugs had gebruikt en kon dan niet werken, maar de huur van mijn raam ging door. En dan heb je het over € 150 per dag. Het werk werd zwaarder. Klanten zeiden dat ik er moe uitzag. Ik werd mager en ze vonden het juist mooi dat ik voluptueus was. Ik had oude vrouwen achter de ramen gezien en die uitgelachen. Ik dacht: straks ben ik ook zo. Ik had in die tijd een christelijke vriendin. Er waren ook christelijke organisaties die langs de ramen kwamen. Veel vrouwen deden dan de gordijnen dicht, omdat ze wilden werken. Ik wilde ook vaak de gordijnen dichtdoen, want als ik naar de vrouwen van de christelijke organisaties luisterde, moest ik huilen. Ik dacht: er moet toch meer zijn? Maar hoe kon ik mijn leven veranderen na zoveel jaar?”

Miriam vertelt in een videoboodschap over haar leven

De Hoop

De broer van Miriams christelijke vriendin werkt bij De Hoop. “Ze zei dat ik daarheen moest. Ik dacht: dan ga ik het maar proberen met die Jezus, bij De Hoop. Eerlijk gezegd: ik vond het er verschrikkelijk. Er komen mensen bij elkaar die allemaal sores meenemen. Mijn moeder had me altijd gedomineerd, en nu was er weer autoriteit. Al die restricties en regels… En die christenen… Die lieve stemmetjes van vrouwen… Ik kon daar niet tegen. Ik had eigenlijk een afkeer van mannen, maar met hen kon ik omgaan. Als ik naar de bidstond ging, deed ik dat om jongens te zien.” Maar dan wordt Miriam ziek. “Ik bleef maar overgeven en flauwvallen. Ik ben veel in het ziekenhuis geweest. Nu denk ik: het moest gebeuren. Ik liep de kantjes ervan af bij De Hoop. Ik dacht: als ik klaar ben, ga ik weer achter het raam voor een paar dagen per week. Ik gaf Jezus niet echt een kans. Die ziekte moest zo zijn. Ik heb een zware buikoperatie gehad en had geen familie die voor me kon zorgen. Ik heb gebeden: ‘Heer, ik heb de kantjes ervan afgelopen, laat me doodgaan of help me alstublieft.’ De begeleiders van De Hoop deden de was voor me. Christelijke verpleegkundigen van het ziekenhuis kwamen naar me toe omdat ze in mijn dossier zagen dat ik bij De Hoop zat. Een Poolse vrouw op de afdeling begon me te bemoederen. God gaf me in het ziekenhuis de hulp waar ik om gebeden had.”

“God gaf me in het ziekenhuis de hulp waar ik om gebeden had.”

Man van God

Miriam gaat terug naar De Hoop. “Daar ben ik serieuzer geworden. En toen heb ik Sjaak ontmoet. Ik zocht bevestiging bij mannen, maar bij de verkeerde mannen. Sjaak was een man van God. Hij kwam uit een christelijk gezin, maar was ontspoord. Hij is drugsdealer geweest. Maar hij had wel meer normen en waarden dan ik. Uiteindelijk trouwden we. Soms maakten we grapjes over de man als priester in het gezin, maar hij pakte die rol heel mooi op. We hadden weinig geld en waren allebei veel geld gewend. Hij stond me nog niet toe om zonder overleg een lippenstiftje te kopen, want ik kon niet met geld omgaan. Ik zei soms lacherig: ‘Je lijkt mijn vader wel!’ En dan zei hij: ‘Je hebt dat nodig; je moet opgevoed worden.’ Van hem kon ik het hebben, omdat zijn intenties goed waren. Ik liet me door niemand anders iets zeggen. Sjaak bevestigde me, hij zei iedere dag hoe mooi ik was, ook in karakter, terwijl ik nare eigenschappen had. Wat ik tekort had, gaf hij in overvloed. Hij was elf jaar jonger, maar zo veel verder dan ik.”

Ongeluk

Dan krijgt Sjaak een ongeluk. “Het is het ergste wat ik ooit heb meegemaakt. We waren nog geen vijf jaar samen en het waren de gelukkigste jaren van mijn leven. Het gebeurde op de scheepswerf waar hij werkte. Er was niet veel werk. Hij had overwogen om eerder naar huis te gaan, maar hij wilde geen uren opnemen. Hij ging sloopmaterialen opruimen. Hij zat langs de kade, op zijn knieën, en er is iets zwaars aan zijn handschoen blijven hangen. Hij is naar voren gevallen, met zijn hoofd tegen het gangbord van een schip, en in het water terechtgekomen. Opeens stond er een collega van hem bij me voor de deur. Toen wist ik al: dit is niet goed. Ik heb nog staan bidden bij de scheepswerf. Ik was ervan overtuigd dat het goedkwam. Maar hij werd naar Rotterdam gebracht, niet naar het ziekenhuis in Dordrecht. Ik hoorde hem in de ambulance zeggen dat hij zijn lichaam niet voelde. Toen heb ik keihard gejankt.”

Help mensen als Miriam

Dwarslaesie

Sjaak blijkt een hoge dwarslaesie te hebben: hij is vanaf zijn nek verlamd. “Vijf jaar na de dwarslaesie is hij heel ziek geworden. Hij had een blindedarmontsteking, maar door de dwarslaesie kon hij dat niet voelen. ’s Nachts is zijn blindedarm geklapt. In het ziekenhuis hebben ze hem na de operatie in coma gebracht. Daarna heeft hij maanden niet kunnen praten. Hij kreeg ook een darmziekte en er was iets in de hersenen gebeurd. Hij werd niet meer de oude en kreeg steeds meer pijn. Het was zo’n lijdensweg voor hem. Omdat hij zo moeilijk kon praten, gingen mensen over hem heen praten, alsof hij geestelijk gehandicapt was. Na de eerste aandacht bleven steeds meer mensen weg, ook christelijke vrienden. Hij was een heel positief persoon, maar hij lag op twee uur na hele dagen op bed. Hij kon niet meer met de auto op pad. En hij zag dat ik het ook moeilijk had. Soms denk ik dat als ík het beter had uitgehouden, hij het ook had volgehouden. Ik was niet meer zo geduldig als in het begin. Hij bad dat God hem zou halen. Hij dacht dat als hij zelf met het leven stopte, hij op de verkeerde plek zou komen.” Het was een lang proces om het leven los te laten. Uiteindelijk heeft hij toch voor euthanasie gekozen. We hebben gesproken met de man die Sjaaks geestelijk vader was en met de oudsten in de kerk. Een van de voorgangers zei: ‘In andere omstandigheden was je dood geweest; je wordt in leven gehouden. Je trekt niet zomaar de stekker eruit.’ Dat is Sjaak gaan omarmen.”

“Die liefde van God die ik bij Sjaak zag, wil ik meer toelaten.”

Gelouterd

De euthanasie leidt tot verdeelde reacties. “In de kerk is veel voor Sjaak gebeden, maar over de euthanasie zijn nare dingen gezegd. Ik ben blij dat Sjaak dat niet heeft meegekregen. Hij heeft de goede strijd gestreden. Ik weet dat Sjaak van God hield. Ik zit in een worsteling met God: over de pijn die Sjaak moest meemaken en hoe mensen daarop reageerden. Ik ben heel boos op God geweest. God had me zoveel gegeven: zo’n goede man, uit de prostitutie, en alles werd me weer afgenomen. Alle jaren dat Sjaak ziek is geweest, heb ik aan drugs gedacht, maar ik heb het niet gedaan. Ik wilde God daar niet de credits voor geven; ik was recalcitrant. Maar Hij heeft me de power gegeven om vol te houden. We hebben een goed huwelijk gehad. Ik heb dingen voor Sjaak gedaan die ik vroeger nooit had gekund. Sjaak is echt gelouterd door de dwarslaesie. Hij werd een nog mooiere man. Hij had echt Jezus in zijn hart, je zag die liefde in zijn ogen. En nu is hij van alles af. Hij is op de plek waar ik ook wil zijn. Ik weet dat ik nog een taak heb, maar ik heb vaak gebeden: neem mij maar op.”

Kruis dragen

“De ‘waaroms’ moet ik parkeren,” zegt Miriam. “Sjaaks grootste zorg was dat ik weer de prostitutie in zou gaan en weer drugs zou gaan gebruiken. Maar ik ben nu tien jaar verder en ik ben er nog, sterker dan ooit. Toen ik net tot geloof gekomen was, zat ik heel erg op een roze wolk. Ik kwam uit de grootste drek en het nieuwe leven was heerlijk. Nu heb ik weer een kruis te dragen. Lijden hoort ook bij het leven. Iedereen heeft de taak als christen om er te zijn voor de ander. God legt dat duidelijk op mijn hart. Ik bezoek iemand die ook een dwarslaesie heeft, een Algerijn die niemand heeft en in een verpleeghuis ligt, tussen mensen van tachtig. Hij draagt Sjaaks kleren en is zo blij als ik kom. Ik verzin smoesjes om niet te gaan, maar de Heilige Geest zegt ‘ga maar’ en als ik er ben, valt het mee. God wil me toerusten, maar ik wil het zelf doen. Ik moet leren luisteren. Die liefde van God die ik bij Sjaak zag, wil ik meer toelaten. En er zijn ook mooie dingen: ik ben verhuisd om dicht bij mijn dochter en kleindochter te zijn. Ik woon in een dorp en bezoek vaak een parkje met dieren. Zij zitten achter een hek en ik ben vrij, ondanks alles.”

Miriam maakte ontzettend veel mee, maar vond hulp bij De Hoop. Help jij nog meer mensen zoals Miriam op weg naar een nieuw leven?